Print columnartikel
Column
Het onrecht van thuiswerken
Het verwerpen van het wetsvoorstel dat recht geeft op thuiswerken is een gemiste kans
2 oktober 2023 | 2 minuten lezen
De Eerste Kamer heeft deze week het wetsvoorstel dat recht geeft op thuiswerken, de wet 'Werken waar je wilt' verworpen. Dit zet kleine bedrijven op extra achterstand en is een gemiste kans om juist die bedrijven te helpen die de meeste achterstand hebben opgebouwd in hybride werken en op hun positie op de arbeidsmarkt. Het argument om niet voor te stemmen was tweeledig.
Ten eerste gaat het al goed met het hybride werken, we hoeven hier niets voor te regelen. Dit argument klopt voor alle middelgrote en grote bedrijven. Hier faciliteert 83 tot 96% online vergaderen en tot 91% van deze bedrijven biedt werknemers de mogelijkheid tot toegang tot het bedrijfsnetwerk op afstand, zo blijkt uit cijfers van Eurostat.
De kleine bedrijven lopen echter achter in het hybride werken, zowel technologisch als met werkafspraken. Van deze groep faciliteert 55% online vergaderen en biedt 52% de mogelijkheid tot toegang tot het bedrijfsnetwerk op afstand. Deze achterstand verzwakt de concurrentiepositie van deze bedrijven, bijvoorbeeld om digitaal met andere bedrijven samen te werken. Bovendien raakt dit de positie van kleine bedrijven op de arbeidsmarkt.
Hybride werken is inmiddels de standaard. In meer dan 80% van de vacatures voor kantoorbanen staat hybride als basisvoorwaarde vermeld. In een arbeidsmarkt waarin de medewerker de banen voor het kiezen heeft zet dit juist de kleinere bedrijven extra op achterstand. Het recht op thuiswerken had deze bedrijven kunnen helpen om hun concurrentiekracht en positie op de arbeidsmarkt te verbeteren.
Het tweede argument om het wetsvoorstel te verwerpen was het voorkomen van extra regeldruk. Normaal gesproken altijd een goed argument, maar in dit geval een drogreden. Het recht op thuiswerken zorgt namelijk niet voor extra regeldruk, maar voor een goede onderbouwing van de keuze voor het wel of niet thuiswerken. Onderbouwing niet richting de overheid, maar richting medewerkers. Dit onderdeel van de wet stimuleert de dialoog tussen werkgever en werknemer. De werkgever had nog altijd de vrijheid om te kiezen voor 100% werken op kantoor, maar dan moest het deze beslissing wel goed onderbouwen richting werknemers.
De wet was bovendien genuanceerd. Het recht op thuiswerken was niet van toepassing op bedrijven met minder dan tien medewerkers en niet toepasbaar tijdens de eerste 26 weken van het dienstverband. Hiermee doet de wet recht aan de praktijk. De start bij een bedrijf vereist het opbouwen van connecties, samenwerken met relaties en begrijpen van de cultuur. Daarom was er bij de inwerkperiode geen recht op thuiswerken.
De tegenstemmers van het recht op thuiswerken deden dit om de kleinere bedrijven te beschermen. Het effect is echter het omgekeerde. De ironie wil dat de wet ook het recht op kantoorwerken organiseerde. Als medewerker kon je namelijk ook een werkplek op kantoor vragen. Ook dat recht is nu niet vastgelegd.